De vredesdienst was een initiatief van de Amsterdamse tak van de universele Soefi Beweging van Hazrat Inayat Khan (1882-1927) en vond plaats in de Doopsgezinde Kerk aan de Singel. Na een “Aanroep tot de Ene” en het aansteken van een kaars ter ere van “het licht van de Geest van leiding uit het Goddelijk Licht” werden er gebeden, religieuze teksten en gezang ten gehoor gebracht, waaraan vertegenwoordigers deelnamen van de hindoe religie (in de persoon van Bikram Lalbahadoersing), de boeddhistische (Mathieu Vaessen), de zoroastische (Malieh Anhari, de joodse (rabbijn Marianne van Praag), de christelijke (dominee Henk Leegte), de islam (Iman Abdulwahid van Bommel) en tot slot van de Soefie Beweging zelf (MarYam Mildenberg). In wat volgt wil ik als antroposoof een poging wagen om een aanvullende bijdrage te leveren aan deze universele eredienst en wel vanuit het werk van Rudolf Steiner (1861-1925), de grondlegger van de antroposofie, maar ook onder uitdrukkelijke verwijzing naar wat ik reeds hier en op de blogs van Trouw (Religie &Filosofie en Schrijf! onder de naam Willehalm) en elders te berde heb gebracht.
Zijn christologische voordrachten heeft Rudolf Steiner vaak aangeduid als openbaringen van het nieuwe, esoterische christendom over enerzijds het beschrijven van de drievoudige heilsdaden van de kosmische Christus op Zijn weg van de Zon naar de Aarde om uiteindelijk neer te dalen in het lichaam van Jezus van Nazareth bij de doop in de Jordaan om dan, na Zijn kruisiging en opstanding later op Pinksteren, geboren te worden als de geest der aarde. Anderzijds tonen deze nieuwe openbaringen dat deze in samenhang met het nog engelachtige wezen van Jezus van Nazareth verrichte heilsdaden hun spiegelbeeld achter hebben gelaten in alle mythologieën, legendes en religies van de voorchristelijke Oudheid. Het is daarom in deze alomvattende context dan ook niet zo vreemd dat Rudolf Steiner in zijn voordrachten over Christus en de Heilige Graal zelfs ervan spreekt dat dit nieuwe - van alle tradities onafhankelijke, maar daarmee niet in tegenspraak zijnde - christendom in staat is om op individuele wijze de samenhang van alle religies te doorgronden en daarmee ooit te bewerkstelligen. Zo zegt hij bv. aan het einde van een cyclus van zes voordrachten over “Christus und die geistige Welt – Von der Suche nach dem heiligen Gral”, die van 28 december 1913 tot 2 januari 1914 in Leipzig werden gehouden en waarvan m.i. nog geen Nederlandse vertaling voorhanden is:
“Het moet aan het oordeel van een ieder mens worden overgelaten of met datgene wat hier bedoeld is onder de overeenstemming van alle religies werkelijk de over de hele aarde verspreide geloven, godsdiensten en confessies ooit elkaar zullen vinden. Het is aan elk mens voorbehouden om dat voor zichzelf te beslissen. En ook of datgene wat men eenheid der religies noemt met datgene wat hier geprobeerd werd te karakteriseren als de zoektocht naar de Heilige Graal, doeltreffender is dan menig anders wat over de eenheid van religies spreekt, maar wellicht iets heel anders is. Wie zich aan eng beperkte confessies wil vasthouden, zal door datgene wat gezegd is, om te beginnen zeker niet overtuigd worden. Dat komt omdat dat hij zijn oor leent aan datgene, waarvan we gezien hebben, dat het zich alleen aan de oppervlakte afspeelt, dat het slechts de buitenkant is van de eigenlijke daden van Christus, die geestelijk van aard zijn. Wie door zijn karma geleid is naar deze geestesdaden van Christus en daarom er als een groot voorbeeld voor de religievereniging van de aarde staat, zoals Parzival daarheen gedreven is, dat wilden we ons voor ogen stellen en aan die voortzetting van de Parzival-sage denken die daar vertelt dat de Graal voor de tijd dat hij in Europa dan onzichtbaar is geworden naar het gebied van de priester Johannes is gedragen, die zijn rijk aan gene zijde van het gebied had dat door de Kruistochten is bereikt. Men vereerde in de tijd van de Kruistochten nog het het gebied van de priester Johannes, de opvolger van Parzival en volgens de zoekwijze die men hanteerde, moet men zeggen: Hoewel dat allemaal in aardse-geografische termen werd uitgesproken, is het oord van Johannes eigenlijk niet goed op de aarde te vinden.”
Deze voordrachten uit 1913 waren een jaar eerder voorafgegaan door een reeks voordrachten die onder de titel “Het vijfde evangelie” gegeven zijn, waarin Rudolf Steiner voor het eerst het geheim van niet alleen de twee Jezuskinderen en hun vereenzelviging in het bezoek aan de Tempel van Jeruzalem openbaarde, maar ook het geheim van de twee moeder Maria’s en hun vereenzelviging vlak voor de doop in de Jordaan, de doop die als de verwekking van de zoon van God wordt beschreven, daar de eigenlijke geboorte van Christus als geest van de aarde, zoals eerder aangeduid, pas na de kruisiging en opstanding tijdens Pinksteren als de uitstorting van de kosmische liefde in de zielen van de apostelen en hun aanhang plaatsvond.
Zoals in het nieuwe boek van dominee Hans Stolp “Het geheim van de twee Jezuskinderen”, dat op 21 november in de schouwburg te Apeldoorn werd gepresenteerd, te lezen is, en ook in de 13 afleveringen op mijn blog op de Religie&filosofie website van Trouw “De Vero Anno – Over het geboortejaar van Jezus Christus”, incarneerde zich in het Jezuskind dat in het Matteüs-evangelie wordt beschreven niemand anders dan Zarathustra, de eigenlijke grondlegger van het Zorastrisme, terwijl in het Jezuskind dat Lukas beschrijft zich het volkomen onschuldige, dus nog niet door menselijk karma bevlekte, engelachtige wezen incarneerde dat, zoals eerder aangeduid, reeds in oertijden driemaal bezield door de kosmische Christus de ontwikkeling van de mensheid op het rechte pad hielp. Kwamen de drie Wijzen uit het Oosten, de Ster van Bethlehem volgend, hun oorspronkelijke leermeester aanbidden die zich in het Matteüskind had geïncarneerd, zo kwamen de herders niet naar Bethlehem, maar naar Nazareth om aldaar het Lukaskind te aanbidden, de geboorte waarvan ze in de hemel werden onderwezen door een lichtverschijning van de Guatama Buddha.
Het moge reeds duidelijk geworden zijn door deze korte aanwijzingen dat er door de directe betrokkenheid van Zarathustra, de stichter van het oer-Perzische rijk en de Buddha (en zelfs Maitreya Buddisatva) bij de eeuwenlange voorbereiding en geboorte van de twee Joodse Jezuskinderen de door velen gewenste toenadering, zo niet vereniging van godsdiensten in principe veel naderbij ligt als men zou vermoeden. Vrede als werkwoord zou dus kunnen beteken: deze religieuze aanwijzingen serieus nemen en verder onderzoeken. (In dit verband verwijs ik naar het hoofdstuk “Het huwelijk van Willehalm en Arabel” in mijn vertaling van Werner Greubs “Willem van Oranje, Parzival en de Graal - Wolfram von Eschenbach als historicus”, waarin op geniale wijze verteld wordt hoe de oorspronkelijke Willem van Oranje uit de 9de eeuw op grond van zijn graalchristendom de Arabische prinses Arabelle tot zijn geloof wist te bekeren.)
Maar er is nog iets waaraan de antroposofie een bijdrage voor het behoud van wereldvrede zou kunnen bijdragen, namelijk in het bereik van de wereldeconomie. Want het is duidelijk dat, zoals bij het uitbreken van de eerste Wereldoorlog, onopgeloste economische spanningen - destijds tussen Engeland en Duitsland en nu vooral tussen Amerika en China – een wezenlijke, fatale rol kunnen spelen. Er dreigt dus een groot gevaar dat als de valuta- of handelsoorlog in verband met de financiële crisis niet tijdig wordt opgelost er zich weer een grote calamiteit voordoet, waarbij de gevolgen van de economische malaise die nu al zichtbaar zijn niet gebagatelliseerd mogen worden. Daarom is het van wezenlijk belang dat er aan de bijdrage die Rudolf Steiner heeft gegeven met zijn cursus Wereldeconomie aan studenten van de economie in 1922, eindelijk serieus aandacht wordt besteed. Deze cursus, die de basis legt voor een wereldeconomische wetenschap, is door één van Rudolf Steiners persoonlijke leerlingen, de Duitse filosoof/antroposoof Herbert Witzenmann (1905-1988) verder ontwikkeld en wel in zijn publicaties “De rechtvaardige prijs – wereldeconomie als sociale organica” en “Geldordening als bewustzijnsontwikkeling – Een nieuw financieel systeem vereist een nieuw beschavingsprincipe”, beide geschriften die in de Amstelkerk te Amsterdam op 28 mei 2009 samen met het genoemde boek over de graal en “De Gouden Tip – De verstrengeling van de onder- en bovenwereld en de moord op G. J. Heijn” van Slobodan Mitric gepresenteerd werden. Van de derde en laatste publicatie “Sociale organica – Ideeën voor een nieuwe economische orde” is reeds een voordracht op Schrijf! te lezen.
Welnu, zich bekend te maken met de fundamentele aspecten van dit nieuw beschavingsprincipe, de sociale organica, is niet alleen van algemeen belang, maar ook van belang van de hele aarde zelf. Het sociale organisme is immers de hele mensheid en de aarde en de aarde is sinds het mysterie van Golgotha het lichaam van Christus geworden. Daarom is het ook raadzaam voor vooral christenen om zich hierin enigszins te verdiepen en zich te mengen in het debat over en het streven naar rechtvaardigheid in de economie.
Hier zal tot slot en met verwijs naar de genoemde publicaties nog het volgende over de sociale organica gezegd worden onder uitdrukkelijk verwijzing naar de twee genoemde publicaties (de cursus “Wereldeconomie” zelf is jammer genoeg al langere tijd uitverkocht en een nieuw uitgave laat op zich wachten).
De uitgangspunten van de sociale organica zijn de drie klassieke productiefactoren: natuur, arbeid en kapitaal (geest). Door arbeid toegepast op de natuur (grondstoffen) ontstaat een economische waarde: w 1. Door geest toegepast op de arbeid ontstaat een andere, tegenovergestelde waarde: w 2. Rechtvaardige prijzen ontstaan niet vanzelf door de vrije markt, kunnen ook niet door de staat gedicteerd worden of door mengvormen daarvan. Rechtvaardige prijzen daarentegen moeten door nog op te richten economische associaties, dwz. advies- en beleidsorganen bestaande uit producenten, handelaars en consumenten, bewerkstelligd worden door de stroom van kapitaal en arbeid op een zodanige manier te sturen dat een balans tussen de waarde 1 (handarbeid, met of zonder machines) en waarde 2 (hoofdarbeid) gewaarborgd blijft. In het bovengenoemde geschrift “De rechtvaardige prijs” wordt het (op p. 36) als volgt uitgelegd:
“Dat zijn dus twee fundamenteel verschillende soorten van toegevoegde waarde, die men slechts met een zekere heilige stemming kan aanschouwen, want wat gebeurt er waar W1 ontstaat? Daar wordt de natuur door wat de mens vanuit zijn eigen vermogen aan de natuur toevoegt dichter bij de mens gebracht. Dat is een proces van transsubstantiatie.
Doordat anderzijds geest op de arbeid wordt toegepast, wordt in het menselijke gebeuren, in de arbeidswereld en ook in het natuurgebeuren meer geest geïncarneerd. Dat is een proces van incarnatie.
Daardoor ontstaan die beide waarden, ook het samenwerken van beide en daardoor ontstaat de rechtvaardige prijs, omdat het er daarbij altijd weer om gaat dat diegenen die de geest toepassen door de anderen gevoed moeten worden. Zij nemen echter van anderen arbeid uit handen. De waardevormingen komen in een verband, in wisselwerking en de vraag is: hoe worden ze onderling op de juiste manier gewaardeerd?
De prijskwestie is een kwestie van het in juist evenwicht brengen van de beide polen van het sociaalorganische proces. Door de verhouding van deze beide waardevormingen wordt de prijsvorming beïnvloed: hoeveel arbeid aan de natuur is de arbeid aan de geest waard, hoeveel arbeid aan de natuur een organiseren van de menselijke arbeid door de menselijke geest? Door het samenwerken van deze beide polen moet het sociaalorganische kunstwerk gevormd worden dat zich in de prijsvorming uitdrukt.
Het sociale wordt niet anders vormgegeven dan elk ander kunstwerk, want in elk kunstwerk gaat het erom de materie te transsubstantiëren en daarin geest te incarneren.”
De doorslaggevende rol in dit sociaalkunstwerk is niet toebedeeld aan de staat, alle bestaande politieke partijen vertegenwoordigen slechts een deelbelang: de Groenen staan vooral voor de productiefactor natuur, de PvdA en de SP voor die van de arbeid, en de VVD, CDA (PVV deels) voor het kapitaal. Een partij die alle drie productiefactoren in het vaandel draagt en de sociale organica uitvoert bestaat er nog niet en kan er in principe ook niet zijn, omdat het de economie zelf is die in de bovengenoemde zin hervormd moet worden, waarbij voor alle politieke aspecten in de economie er net zo goed geen plaats meer is als er voor de economische aspecten in de politiek gaan plaats meer is; de dusdanig afgeslankte staat kan zich dus sterk maken voor zijn eigenlijke kerntaak: het rechtsleven.
Wat we dan zien en zullen krijgen is in het verlengde van zowel de Trias Politica, de scheiding der machten (de uitvoerende, de wetgevende en de rechtspraak) alsook in het verlengde van de scheiding van kerk en staat, namelijk de Trias Organica, of te wel de sociale driegeleding in een geestesleven, rechtsleven en economisch leven waar de oorspronkelijk idealen van de Frans revolutie vrijheid, gelijkheid en broederschap ieder in hun eigen geleding eindelijk tot hun recht kunnen komen.
(Een eerdere versie van dit blog verscheen op de Religie&Filosofie site van Trouw)
Comments